In deze rekenregels zijn de gevolgen verwerkt van aanpassingen in het bruto wettelijk minimumloon per 1 januari 2021 voor uitkeringsbedragen en grondslagen op het minimumniveau. Ook zijn eventuele beleidswijzigingen met betrekking tot deze uitkeringsbedragen opgenomen.
Aanpassing daglonen per 1 januari 2021
Met de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 oktober 2020, nr. 2020-0000133577, tot aanpassing wettelijk minimumloon per 1 januari 2021, is het (bruto)minimumloon per 1 januari 2021 vastgesteld op € 1.684,80 per maand en € 77,76 per dag.
Ten opzichte van juli 2020 stijgt het (bruto)minimumloon per maand met 0,29% en het (bruto)minimumloon per dag met 0,28%. De daglonen van de uitkeringen WAO/WIA, WW en ZW worden aangepast met de stijging van het (bruto)minimumloon per dag, en zullen dus per 1 januariaanstaande eveneens met 0,28% worden verhoogd.
Het maximumdagloon wordt per 1 januari 2021 vastgesteld op € 223,40. Het maximumpremieloon werknemersverzekeringen staat gedurende 2021 vast op € 58.311 op jaarbasis. Het jaarbedrag is afgerond naar beneden op hele euro’s.
Minimum(jeugd)lonen
De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 januari 2021(bruto per maand, per week en per dag, in euro’s, exclusief vakantietoeslag):
LIV en jeugd-LIV
Het lage-inkomensvoordeel (LIV) is een tegemoetkoming aan werkgevers met mensen in dienst die een loon verdienen rond het minimumloon. De uurlooncriteria voor het LIV volgen de stijging van het minimumloon ten opzichte van 1 januari 2020. De stijging bedraagt 1,89% op jaarbasis. In de volgende tabel staan de resulterende uurlooncriteria voor het LIV in 2021:
In de rekenregels per 1 juli 2021 volgen de criteria voor het minimumjeugdloonvoordeel (jeugd-LIV) in 2021.
Uitkeringen op minimumniveau
Bijlage II.1 bevat een overzicht van de AOW-en Anw-uitkeringen. Deze worden respectievelijk afgeleid van het referentieminimumloon voor de AOW en het referentieminimumloon voor de bijstand. Conform de systematiek van de netto-nettokoppeling zijn de brutobedragen aangepast ten opzichte van die van juli 2020.
Sinds 1 januari 2012 wordt de dubbele algemene heffingskorting afgebouwd in het referentieminimumloon voor de bijstand. Dit houdt in dat de algemene heffingskorting met 2,5 procentpunt per half jaar daalt totdat de algemene heffingskorting één keer wordt meegenomen in het referentieminimumloon voor de bijstand. In de periode 2014-2018 is de afbouw met de helft getemporiseerd. Ook in de periode 2019 –2021 wordt de afbouw getemporiseerd. In deze periode daalt de algemene heffingskorting met 1,875 procentpunt per half jaar. Daardoor wordt per 1 januari 2021 de algemene heffingskorting 1,68125 keer meegenomen in de berekening van het referentieminimumloon voor de bijstand (als er de afgelopen jaren niet was afgebouwd, was dit 2 keer).
Voor ouderen is er een inkomensondersteuning(inkomensondersteuning AOW)die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. Deze inkomensondersteuning is niet verwerkt in de bedragen van bijlage II.1, omdat deze geen onderdeel is van de netto-nettokoppeling. Na indexatie is het bedrag van de inkomensondersteuning in 2021, bij een volledige AOW-opbouw, € 312,48 per jaar.
In de bedragen zoals gepresenteerd in Bijlage II.1 is de tegemoetkoming voor Anw’ers niet verwerkt, omdat ook deze geen onderdeel is van de netto-nettokoppeling. De tegemoetkoming voor Anw’ers bedraagt in 2021€ 212,04 per jaar.
Vanaf 1 juli 2015 geldt de kostendelersnorm in de Anw. De norm is per 1 januari 2019 vastgesteld op 50% van het minimumloon. In bijlage II.1 worden de desbetreffende bedragen per 1 januari 2021 vermeld.
De grondslagen voor de uitkeringen Wajong, WAZ en WAZO voor zelfstandigen, die worden afgeleid van de minimum(jeugd)lonen, worden ook per 1januari 2021 aangepast. De bedragen per dag (exclusief vakantietoeslag) worden onderstaand weergegeven.
De Regeling tegemoetkoming Wajongers zorgt ervoor dat Wajongers die op 1 januari 18 jaar of ouder zijn, maar nog niet de leeftijd hebben bereikt waarop werknemers recht hebben op het volwassen wettelijk minimumloon, een tegemoetkoming krijgen in aanvulling op de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Voor Wajong-gerechtigden onder de 21 jaar worden de hoogtes van de tegemoetkoming per 1 januari 2021 als volgt aangepast:
De uitkeringsgrondslag van de vervolguitkering WW bedraagt € 83,66 per dag per januari2021.
Toeslagenwet
De Toeslagenwet verstrekt een aanvulling op de loondervingsuitkering krachtens onder andere de Werkloosheidswet, Ziektewet (vangnet), Wajong, WAO, WIA en de IOW indien het inkomen van de betrokkene achterblijft bij het relevante sociaal minimum. Het normbedrag voor gehuwden is gekoppeld aan 100% van het bruto referentieminimumloon.
Het normbedrag van alleenstaanden vanaf 21jaar bedraagt 70% van het netto referentieminimumloon terwijl de normbedragen van 18-t/m 20-jarigen zijn gekoppeld aan 75% van de des betreffende netto minimumjeugdlonen. Ook bij de netto gekoppelde uitkeringen van de Toeslagen wet is rekening gehouden met de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon sinds 1 januari 2012.
In bijlage II.3 zijn de nieuwe normbedragen opgenomen. De toeslag bedraagt het verschil tussen de bruto-uitkeringen het betreffende normbedrag, waarbij voor sommigen de toeslag is gemaximeerd.
Vanaf 1 juli 2016 geldt de kostendelersnorm in de TW voor 21-jarigen en ouder. De kostendelersnorm is de afgelopen jaren stapsgewijs verlaagd. De kostendelersnorm bedraagt nu 50% voor alle relevante groepen. In bijlage II.3 worden de desbetreffende bedragen per 1 januari 2021 vermeld.
Premies en premiegrenzen
Bijlagen I.1 en I.2 onderstaand beschrijven de premies en premiegrenzen gedurende 2021.
BIJLAGE II.1
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
BIJLAGE II.1
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
BIJLAGE II.2
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
BIJLAGE II.2
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
BIJLAGE II.3
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
BIJLAGE II.3
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Bijlage II.4
Feitelijke bedragen AOW/Anw per 1 januari 2021 (bruto-maandbedragen).
Bijlage II.5
Feitelijke bedragen Bijstand pensioengerechtigde leeftijdper 1 januari 2021 (netto-maandbedragen).